In de overweldigende stroom van Bachpassies die Nederland de afgelopen weken overspoelde,
zou je uit het oog verliezen dat er ook nog andere passiemuziek is. Kwam Collegium Vocale
Eindhoven andere jaren traditiegetrouw ook met de Johannes of Matteüs, dit jaar bleef het
dicht bij huis met passiemuziek van Hendrik Andriessen (1892-1981) bij gedichten van Guido Gezelle (1830-1899).
Op het altaar stond het kale kruis met een paarse doek erover, achter het altaar veertien,
eveneens op Gezelles gedichten geïnspireerde prenten van de Vlaamse graveur Desiré Acket (1905-1987),
per gedicht uitgelicht. Omdat de koormuziek afwisselend voor mannen- en vrouwen¬koor was,
werd er nogal wat op en neer gelopen. In eerste instantie leidde dit af, in tweede instantie
benadrukte de waardige manier waarop dat gebeurde de trage beweging en de ernst van de muziek.
Het was een avond met een diepe betekenis, een die stil maakte.
Gezelles poëzie stemde tot nadenken, de motetten op Latijnse teksten bevestigden de diepzinnigheid
van de gedichten, meest aangrijpend was de wijze waarop het orgel zijn klanken over de luisteraar
uitspreidde in de verbindende Intermezzi. De tussenstukken hadden een gaande beweging, suggereerden
de loop van de ene statie naar de andere, het kalme spel van Gerard Habraken bracht een weldadig
fluïdum van stilte en berusting. In het begin was het wennen aan de enigszins gezwollen teksten
van Gezelle, aan het gematigd moderne, wat afstandelijke idioom van Andriessen en de vooroorlogse
illustraties van Acket, hoe verder in het werk hoe meer samenhang, hoe intiemer de sfeer en de beleving;
dankzij de toewijding en de gedegen kwaliteit van koor en organist én de warme toon van de door
Wim Arts voorgedragen gedichten.