Veel mensen zijn erop gesteld dat een werk als de Matthäus Passion in
een kerk wordt uitgevoerd. Ik heb daar m'n twijfels bij, want een groot
probleem in de meeste kerken is de akoestiek. Een kerk geeft een
religieuze sfeer, dat valt niet te ontkennen. Afgelopen vrijdagavond
voegden het stemmig verlichte altaar, de door het afnemende daglicht
langzaam vervagende, fraaie glas-in-loodramen en de statige grootsheid
en tijdloosheid van de architectuur van de Catharinakerk beslist het nodige
toe.
Maar, hoe sfeervoller de kerk, hoe beroerder meestal in grote gedeelten
daarvan de akoestiek. Negenhonderd kaarten waren er verkocht voor de Matthäus
van Het Eindhovens Vocaal Ensemble onder leiding van Ruud Huijbregts.
De Catharinakerk zat dan ook tjokvol. Ik vermoed dat slechts een kwart van alle
aanwezigen akoestisch goed zat; dat wil zeggen, slechts een kwart was volgens mijn
inschatting in staat te horen wat zich precies op het altaar afspeelde.
De rest moest het doen met een onvolledig klankbeeld: wegvallende lage tonen,
onverstaanbaarheid en een vertekening van de klank.
Voor de pauze zat ik op rij drie, waar ik een behoorlijk helder beeld had van de
individuele en collectieve prestaties. Na de pauze ben ik bewust achter in de kerk
gaan zitten, waar ik moest constateren dat een groot gedeelte van hetgeen op het
altaar plaatsvond mij ontging. Ook bemerkte ik daar dat datgene waarbij ik voor
in de kerk m'n twijfels had, achter in de kerk juist goed overkwam. Vanuit religieus
oogpunt, vanuit de spirituele ervaring bekeken, heb ik de indruk dat het niet uitmaakt
waar je zit, vanuit muzikaaloogpunt bekeken vind ik het in grote delen van de kerk
onacceptabel. Met bovenstaand is het dilemma van de recensent geschilderd.
Waar let je op, waar hecht je waarde aan. Persoonlijk verkies ik de hoorbaarheid van
de muziek boven de sfeer. Een goede uitvoering zou van zichzelf sfeer genoeg moeten
hebben om het gebrek aan juiste ambiance op te heffen. Deze uitvoering zou daar
gedeeltelijk in zijn geslaagd. Het koor zong goed tot uitstekend, van de als evangelist
wat onevenwichtige Jules Schaap was ik niet zo weg. De warme, ronde bas van Joep Bröcheler
(christus) klonk vooral voorin erg mooi, de stem van alt Louise Rijs kwam, op rij drie wat
vierkant, maar achterin juist goed over. Sopraan Maria Luz Alvarez zong met een directheid
die overal goed klonk, tenor Paul van de Bemt leverde kwaliteit in de lastige aria's, bas
Lars Terray klonk aan de bescheiden kant. De solisten van het Brabantsch Muziek Collegie
waren goed, als geheel was het orkest wat wisselvallig van kwaliteit. De uitvoering kende
te weinig één lijn, en was vooral op onderdelen mooi.